13

 

 

 

 

Perez zat in de auto, met zijn ogen dicht, en luisterde naar de stilte. Hij probeerde te horen of er vanuit het zuiden auto’s naderden, hoewel hem al was verteld dat het vliegtuig uit Aberdeen vertraging had. Hij vond het niet erg om te wachten. Hij was blij met de kans die hij zo kreeg om na te denken, om de gebeurtenissen van de afgelopen dag op een rij te zetten. Meestal moest hij zich bezighouden met de procedures. Maar ook op Shetland werden er doelstellingen gehanteerd en moesten er formulieren worden ingevuld. Nu hoefde hij niets anders te doen dan te wachten en na te denken. Hij kreeg de kans zijn gedachten de vrije loop te laten.

Hij vroeg zich af hoe het voor Catherine Ross geweest moest zijn om als buitenstaander naar Shetland te komen. Met zijn Spaanse naam en mediterrane uiterlijk kon Perez zich daar iets bij voorstellen, hoewel zijn familie al generaties lang op Fair Isle woonde, eeuwenlang, als je de verhalen mocht geloven. En hij geloofde die verhalen. Na een paar drankjes in elk geval wel. Nee, zijn voorgeschiedenis leek in niets op die van Catherine.

Het was moeilijk voor hem geweest om het ouderlijk huis te verlaten toen hij in Lerwick naar school moest. De stad had zo groot geleken en er was zoveel herrie en verkeer. De straatlantaarns zorgden ervoor dat het er nooit donker was. Voor Catherine, die hier was komen wonen nadat ze in Yorkshire in de grote stad had gewoond, moest het juist de stilte zijn geweest die haar het meest was opgevallen.

Opnieuw dwaalden zijn gedachten af van het moordonderzoek en gingen ze terug naar Fair Isle en de voorgeschiedenis van zijn familienaam. Het verhaal ging zo. Tijdens de Spaanse Armada was het schip El Gran Grifon uit koers geraakt tijdens de reis naar het Engelse vasteland, wat de oorspronkelijke bestemming was geweest. Voor de kust van Fair Isle had het schipbreuk geleden. Tot zover was het verhaal waar. Duikers hadden het wrak gevonden. Er bestonden verslagen van. Archeologen hadden de kunstvoorwerpen geborgen die aan boord waren. Sommige mensen beweerden dat het beroemde breiwerk van Fair Isle te danken was aan het feit dat El Gran Grifon er schipbreuk had geleden. Dat kwam helemaal niet uit Scandinavië, beweerden ze. De Noren breiden ook, natuurlijk, maar hun patronen waren regelmatig en voorspelbaar, vierkant, beperkt en saai. Het traditionele breiwerk van Fair Isle was bontgekleurd en complex. Er zaten kruizen in verwerkt. Het waren patronen die ooit in de gewaden van katholieke priesters waren verwerkt.

En deze patronen, zeiden de mensen, waren met El Gran Grifon naar Fair Isle gebracht. Of beter gezegd, aan land gebracht door een Spaanse zeeman, de enige overlevende van de schipbreuk. Door een of ander wonder was Miguel Perez erin geslaagd naar de kust te zwemmen. Hij was gevonden op het strandje bij South Harbour, meer dood dan levend, met zijn voeten nog in de branding. Hij was meegenomen door de eilandbewoners. En ontsnappen was natuurlijk uitgesloten geweest. Hoe moest hij terug naar de warmte en de beschaving van zijn geboorteland? Het was in die tijd al een heel waagstuk om te proberen de eilandengroep Shetland te bereiken. Hij zat daar vast. Wat zou hij het meest gemist hebben, vroeg Perez zich wel eens af. De wijn? Het eten? De geuren van sinaasappels, olijven en in de zon bakkend stof? Het zonlicht op oude stenen gebouwen?

Het verhaal ging dat hij verliefd was geworden op een meisje dat op het eiland woonde. Haar naam stond niet in de verslagen vermeld. Perez vermoedde dat de zeeman gewoon het beste had gemaakt van de situatie waarin hij zich bevond. Hij was maandenlang op zee geweest en moest wanhopig naar seks hebben verlangd. Hij zou hebben gedaan alsof hij verliefd op haar was, als dat van hem werd verlangd, hoewel liefde er waarschijnlijk weinig mee te maken had gehad, want zelfs de eilandbewoners dachten niet zo. De vrouwen wilden sterke mannen die met een boot konden omgaan. De mannen wilden vrouwen die het huis schoonhielden, eten kookten en kinderen baarden. Op welke manier de twee zich ook tot elkaar aangetrokken hadden gevoeld, het had geresulteerd in een kind, een jongetje. In elk geval één. Want sinds die tijd waren er Perezzen op Fair Isle geweest, die op het land werkten, die schipper van de postboot waren en die vrouwen hadden gehuwd om meer mannelijke erfgenamen voort te brengen.

Jimmy Perez verschoof op de zitting van zijn stoel. De kou bracht hem terug bij de kwestie die om zijn aandacht vroeg. Catherine Ross was niet opgegroeid in een kleine gemeenschap van nog geen honderd mensen van wie velen familie van elkaar waren. Dat zou een nieuwe ervaring voor haar zijn, het gevoel dat je in een goudvissenkom leefde en iedereen alles van elkaar wist, of in elk geval meende dat dat zo was. Haar moeder was overleden na een lange, slopende ziekte. Haar vader, die in beslag werd genomen door zijn eigen verdriet, had zoveel afstand van haar genomen, dat het bijna op verwaarlozing had geleken. Ze moet zich eenzaam hebben gevoeld, dacht Perez opeens. Vooral hier, te midden van mensen die elkaar allemaal kenden. Ondanks Sally Henry, die verderop aan de baai woonde, en een of ander vriendje dat ze nog moesten zien te vinden, moest ze zich vreselijk eenzaam hebben gevoeld.

Dat bracht hem weer terug bij Magnus Tait, want was de oude man ook niet heel eenzaam? Iedereen was ervan overtuigd dat Magnus het meisje had gedood. De enige reden dat ze hem nog niet in hechtenis hadden genomen, was dat áls ze dat eenmaal deden, ze hem maar zes uur konden vasthouden. Het was hier anders dan in Engeland. En niemand wist wanneer de mensen uit Inverness zouden arriveren. Misschien waren er wel problemen met het vliegtuig en zouden ze pas morgenochtend komen. Dan zouden ze Magnus midden in de nacht moeten vrijlaten.

Toen het donker begon te worden had Sandy Wilson, een van zijn agenten, aan hem gevraagd of ze niet een agent bij Hillhead op wacht moesten zetten.

‘Wat moet hij doen dan?’ had Perez hem gevraagd. Sandy had altijd een onberedeneerbaar gevoel van ongeduld in hem opgewekt.

Sandy was gaan blozen, was geschrokken van de scherpte van de reactie, en Perez had het nog iets erger gemaakt. ‘Hoe moet hij om deze tijd in de avond van Shetland wegkomen? Zwemmend? Zijn huis wordt omgeven door kaal heuvelland. Waar zou hij zich volgens jou moeten verstoppen?’

Perez wist niet of Magnus een moordenaar was of niet. Het was nog veel te vroeg om dat te kunnen zeggen. Maar het gemak waarmee zijn collega’s aannamen dat Tait het meisje had gedood ergerde hem wel. Het daagde zijn professionaliteit uit. Het gemakzuchtige denken en de luiheid, dat waren de dingen die hem het meest irriteerden. Goed, er was ooit een jong meisje verdwenen en Tait was de voornaamste verdachte geweest, maar in Perez’ visie hadden de twee zaken heel weinig met elkaar gemeen. Als Catriona Bruce vermoord was, moest haar stoffelijk overschot ergens verstopt zijn. Catherine was in het open veld achtergelaten, daar bijna tentoongesteld. Catriona was nog een kind geweest. Perez had de foto’s gezien in het dossier dat ze nog steeds van de zaak hadden. Catherine was een jonge vrouw geweest, sexy en ongrijpbaar. Perez hoopte dat de mensen uit Inverness de zaak met een open visie zouden benaderen. Hij had zich voorgenomen met hen te praten voordat ze besmet zouden worden door de geruchten en het wantrouwen van de plaatselijke bevolking jegens een oude man die een buitenstaander was geworden.

De stilte werd verbroken door het geronk van de generator die de schijnwerpers van stroom moest voorzien. Om de een of andere reden had Sandy het apparaat gestart. Twee minuten later ging Perez’ mobiele telefoon over. Het was de agent die hij naar Sumburgh had gestuurd om het vliegtuig op te wachten. ‘Ze zijn geland. We komen eraan.’ Perez was niet verbaasd maar vond het wel grappig dat Sandy Wilson het nieuws eerder te horen had gekregen dan hij. Brian, op het vliegveld, en Sandy waren samen opgegroeid op Whalsay. Zo werkte het hier.

Het team uit Inverness bestond uit zes mensen. Eén technisch rechercheur, twee rechercheurs, twee brigadiers en een inspecteur die de leiding van het onderzoek op zich zou nemen. Hij had dezelfde rang als Perez maar had meer ervaring, dus hij zou het onderzoek leiden. Ze kwamen met twee auto’s. Even voelde Perez iets van ergernis omdat zijn dagdromen werden verstoord. Hij voelde zich loom en het kostte hem moeite weer in beweging te komen. Hij opende het portier en stapte uit. In de warmte van de auto was hij vergeten hoe koud het buiten was. Hij was nog steeds niet helemaal wakker toen de inspecteur zich voorstelde met een luide, gretige stem en een handdruk die Perez’ vingers zeer deed. Ze konden niet veel doen terwijl de technisch rechercheur haar werk deed. Jane Meltham was een opgewekte, competente vrouw met een aangenaam Lancashire-accent en droge, zwarte humor. Ze keken toe terwijl ze de kofferbak opende en haar koffer eruit haalde.

‘Wat ga je met haar doen als we er klaar mee zijn?’ vroeg ze.

‘Dan gaat ze naar het mortuarium van Annie Goudie,’ zei Perez. ‘Zij is de begrafenisondernemer in Lerwick. Ze blijft daar totdat we haar naar het zuiden kunnen verschepen.’

‘Wanneer gaat dat gebeuren?’

‘Nou, we zijn te laat voor de veerboot van vanavond. We kunnen het niet met het vliegtuig doen, dus het zal de boot van morgenavond worden.’

‘Dus ik hoef me niet te haasten.’ Ze trok een propyleen pak aan. ‘Ik hoop dat het groot genoeg is en over mijn jack past. Als ik mijn jack moet uittrekken, kun je ons morgen met z’n tweeën naar Aberdeen verschepen.’ Ze zette de capuchon op en duwde een paar losse lokken haar onder het elastiek. ‘Vinden de andere passagiers het niet naar als er een stoffelijk overschot aan boord is?’

‘Die weten het niet,’ zei Perez. ‘We vervoeren het in een oud Transit-busje, anoniem en onopvallend.’

‘Wie doet de autopsie?’

‘Billy Morton van de universiteit.’

‘Goed zo,’ zei ze. ‘Een van de allerbesten in het vak.’

Perez was het met haar eens. Hij schatte Billy Morton ook heel hoog in. Jane keek naar hem op.

‘Je begrijpt dat ik het onderzoek vanavond waarschijnlijk niet klaar krijg. Misschien moet ik morgenochtend vroeg terugkomen.’

‘Ik had gehoopt dat we haar vanavond konden afvoeren,’ zei Perez. ‘Dat daar is een basisschool. De kinderen komen hier langs. En ze heeft hier al de hele dag gelegen.’

‘Oké.’ Hij kon zien dat ze de kwestie zorgvuldig overwoog. Ze was niet iemand die moeilijk deed alleen maar om belangrijk te lijken. ‘Als het ook maar enigszins mogelijk is om het onderzoek af te ronden, voeren we haar vanavond nog af.’

Ze stapte door de opening in de muur. Ze zagen hoe ze in een boog het veld op liep en het stoffelijk overschot vanaf een andere kant naderde om de voetstappen in de sneeuw te ontzien. Toen ze er bijna was, bleef ze staan en draaide zich naar hen om.

‘Wat is het weerbericht voor morgen?’ riep ze.

‘Ongeveer hetzelfde als vandaag. Hoezo?’

‘Als er dooi wordt verwacht, zou ik deze nu meteen moeten doen. Zo te zien is hier heel wat gelopen. De afdrukken zijn niet erg duidelijk. Misschien zit er iets bruikbaars tussen, maar ik bewaar ze tot morgenochtend en zal me nu op het stoffelijk overschot concentreren.’

Ze zag er heel vreemd uit in het felle licht. Alles was wit. Het deed Perez denken aan een horrorfilm die hij ooit had gezien, over de wereld na een nucleaire ramp, met gemuteerde wezens en monsters. En hij merkte dat ze allemaal naar haar stonden te staren, zowel de plaatselijke politiemensen als de nieuwkomers. Ze werden gefascineerd door haar bewegingen boven de hard bevroren grond. Zwijgend keken ze allemaal toe. Ze had hun volledige aandacht. Er werd geen persoonlijke informatie uitgewisseld en niet over de zaak gepraat. Dat zouden ze straks doen.

 

Dat gebeurde toen ze met z’n allen samengepakt zaten in de slaapkamer van een hotel in de stad. Het was de slaapkamer van de rechercheurs, en de inspecteur uit Inverness had iedereen bij elkaar geroepen om over de zaak te praten. Er stonden twee lits-jumeauxs maar verder was er niet al te veel ruimte en het was allemaal een beetje armoedig, met stoffige gordijnen en versleten vloerbedekking. Om de een of andere reden geneerde Perez zich hiervoor. Was dit het beste wat ze de gasten te bieden hadden? Wat zouden die ervan denken? Roy Taylor, de inspecteur, had een fles Bell’s geopend en ze dronken uit alles wat voorhanden was: theekopjes, plastic mokken uit de badkamer, een piepschuimen beker waar koffie van het vliegveld in had gezeten. Perez zat op de vloer en keek toe. Taylor zat ongeveer in het midden van de kamer, op een van de bedden. Perez wist nog niet wat hij van hem moest denken. Hij was jong voor een inspecteur, een jaar of vijfendertig. Zijn haar was heel kort, om vroegtijdige kaalheid te camoufleren, waardoor zijn hoofd op een schedel leek. Misschien was dit wel zijn eerste zaak als leider van het onderzoek. Hij was zeker gedreven. Dat had Perez algauw gemerkt. Onverhulde ambitie? Misschien wel, maar Perez vermoedde dat er meer achter zat. Vanaf het moment dat hij de fles uit zijn reistas had gehaald, had de man voortdurend vragen gesteld. En in het begin was hij niet altijd even goed te verstaan. Hij mocht nu dan in Inverness werken, maar hij was daar niet geboren. ‘Ik kom uit Liverpool,’ zei hij toen Perez ernaar vroeg. ‘De beste stad van de hele wereld.’

Taylor luisterde net zo gretig naar de antwoorden als hij zijn vragen had afgevuurd. Hij maakte geen aantekeningen maar Perez wist dat de antwoorden rechtstreeks in zijn geheugen werden gegrift. Het leek wel alsof hij zich bedrogen voelde omdat hij niet vroeg genoeg op het eiland had kunnen zijn om de onderzoekshandelingen te doen. Perez kon hem voor zich zien, rusteloos ijsberend in de vertrekhal van Dyce, de seconden tot het vertrek aftellend en binnensmonds vloekend toen hij hoorde dat het vliegtuig vertraging had.

Taylor stond op van het bed en rekte zich uit. Hij stond op zijn tenen en strekte zijn armen uit naar het plafond. Perez moest denken aan een aap die hij tijdens een schoolreisje in de dierentuin van Edinburgh had gezien. Die had tegen de tralies van zijn kooi geduwd omdat hij meer ruimte nodig had. Taylor, dacht Perez, was iemand die altijd meer ruimte nodig zou hebben. Je kon hem midden in de Afrikaanse savannes neerzetten en toch zou hij dan nog meer ruimte nodig hebben. De grenzen moesten ergens in zijn hoofd zitten. Wat een stompzinnige gedachte. Misschien had hij zijn whisky te snel gedronken.

Hij besefte dat ze het hadden over het oppakken van Magnus Tait, over hoe ze het zouden aanpakken en wie het verhoor zou doen. Iemand van de plaatselijke politie en een lid van het team uit Inverness, besloten ze. En ze zouden het heel rustig aanpakken. Taylor had het dossier van Catriona Bruce ingekeken. Er waren aanwijzingen dat Tait toen ruw was aangepakt, zei hij. Niemand zou deze keer de stoere jongen uithangen. Hij was niet van plan een zaak te verliezen omdat een van zijn teamleden zijn zelfbeheersing was verloren. En ze waren nu één team. Daar vielen de Shetlanders ook onder. Hij keek in het rond en spreidde zijn armen alsof hij iedereen tegelijk wilde omhelzen. Perez was ervan overtuigd dat hij elk woord dat hij zei meende. Als iemand anders zo had gepraat, zou hij braakneigingen hebben gekregen. Maar Taylor kon het zich blijkbaar veroorloven. Nog geen halfuur aan het woord en ze aten allemaal uit zijn hand.

‘Ik denk dat we niet de voorbarige conclusie moeten trekken dat Magnus Tait de dader is.’ Jimmy Perez had het gezegd zonder dat hij het wilde. Misschien was hij aangestoken door Taylors vurigheid. Hij zat in de hoek en draaide de whisky rond in zijn glas.

‘Waarom niet?’ Taylor hield op met zich uit te rekken. Hij zakte door zijn knieën en zette zijn vuisten naast zich op de grond om zich in evenwicht te houden, wat bij Perez weer het beeld van de aap opriep. Zijn gezicht bevond zich nu op dezelfde hoogte als dat van Perez.

Perez noemde zijn bezwaren op, de problemen die hij had overdacht toen hij in de auto zat. De slachtoffers verschilden te veel van elkaar. Als Tait de dader was, waarom had hij dan zo lang gewacht voordat hij opnieuw toesloeg? Catherine Ross was een meisje uit de stad; ze wist hoe het er op straat aan toeging. Ze was lichamelijk sterk. Ze zou heus niet gaan staan wachten totdat Tait haar zou vermoorden.

‘Als het Tait niet was, wie dan wel?’ wilde Taylor weten.

Perez haalde zijn schouders op. Al het indirecte bewijs wees in de richting van Magnus, maar Perez wilde niet slaapwandelend tot een arrestatie overgaan zonder de alternatieven ten mínste in overweging te nemen.

‘Daar heb ik nog geen theorieën over,’ zei hij. ‘Maar ik wil gewoon een open visie houden.’

‘Had ze een vriendje?’

‘Misschien wel. De nacht voordat ze is vermoord, is ze bij iemand blijven slapen.’

‘En we weten niet wie dat was?’

‘Nog niet. Ik heb hier en daar geïnformeerd. Hij moet niet zo moeilijk te vinden zijn.’

‘Een prioriteit om dat uit te zoeken, denk je ook niet?’

Niemand gaf antwoord.

Opeens stond Taylor weer op. ‘Ik ga naar bed,’ zei hij. ‘Het wordt morgen een drukke dag. Ik heb mijn schoonheidsslaapje nodig, en jullie ook.’

Perez kon zich moeilijk voorstellen dat Taylor veel zou slapen. Hij zag hem eerder de hele nacht wakker liggen, of ijsberen door zijn kamer, in zijn kooi.

 

Ravenzwart
titlepage.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_000.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_001.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_002.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_003.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_004.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_005.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_006.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_007.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_008.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_009.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_010.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_011.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_012.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_013.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_014.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_015.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_016.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_017.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_018.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_019.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_020.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_021.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_022.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_023.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_024.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_025.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_026.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_027.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_028.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_029.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_030.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_031.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_032.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_033.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_034.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_035.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_036.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_037.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_038.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_039.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_040.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_041.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_042.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_043.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_044.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_045.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_046.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_047.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_048.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_049.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_050.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_051.xhtml
awb - ravenzwart-ebook_split_052.xhtml